A local community member who works at an oil palm plantation in Liberia pushing a cart of the harvest. Image by Maja Hitij for Mongabay.
Belgisch-Luxemburgse palmoliegroep in nauwe schoentjes na besteld onderzoek
Na verschillende terreinbezoeken aan plantages in Liberia en Kameroen, hebben onderzoekers aantijgingen bevestigd van seksuele intimidatie, oneigenlijk grondgebruik en oneerlijke wervingspraktijken aan het adres van het Belgisch-Luxemburgs palmoliebedrijf Socfin.
Victoria Schneider
Het internationale milieuadviesbureau Earthworm Foundation (EF) heeft de resultaten bekendgemaakt van veldonderzoeken die het in april en mei van dit jaar heeft uitgevoerd. De aanleiding van het onderzoek waren klachten tegen verschillende plantages van de Belgisch-Luxemburgse multinational Socfin Group.
Onderzoekers van EF bezochten de plantages van dochterondernemingen van Socfin, één in Liberia en de andere in Kameroen. Lokale bewoners en internationale organisaties hadden daar ernstige beschuldigingen geuit over seksuele intimidatie, landroof, vervuiling en oneerlijke arbeidspraktijken. EF plant verdere bezoeken aan andere plantages, maar in de twee eerste rapporten bevestigden de onderzoekers het merendeel van de beschuldigingen.
Seksuele intimidatie onder de radar
Op de Liberiaanse Salala Rubber Plantation (SRC), een van de twee plantages die Socfin bezit in het West-Afrikaanse land, vonden de onderzoekers de beschuldigingen van seksuele intimidatie geloofwaardig. Ze ontdekten dat vrouwen bij SRC werden ontslagen of geen werk kregen omdat ze weigerden seksuele handelingen te verrichten.
Een “gendercommissie” die het bedrijf in 2017 oprichtte, deed niets met klachten van vrouwen over ongepast aanraken zonder hun toestemming. Zo bleven talrijke gevallen van seksuele intimidatie onder de radar. Het EF-team ontdekte ook dat het werk op de plantage over het algemeen op zelfstandige basis en van korte duur is. Een groot deel van de getroffen bevolking zou buiten het wervingsproces zijn gehouden.
In Kameroen bezochten de onderzoekers de palmolieplantage Dibombari, één van de zes plantages van Socfin’s Kameroense dochteronderneming Socapalm. Ze bevestigden berichten over verkrachting en seksuele intimidatie van vrouwen door werknemers op de plantage. Eén geval werd ook door een lokale arts bevestigd. Het interne onderzoek van Socapalm naar de ware toedracht werd stopgezet nadat “de vermeende daders en de families van de slachtoffers gevlucht waren”, aldus het rapport.
Heilige sites beschermen
Het team van EF ontdekte ook dat een lopend conflict over grond dat volgens de huurovereenkomst van Socapalm teruggegeven zou worden aan de lokale bevolking, nog niet is opgelost. Er zijn nog steeds klachten over de toegang tot en de bescherming van heilige plaatsen binnen de plantage.
Onderzoekers ontdekten ook dat ondanks de aanwezigheid van handpompen, de toegang tot drinkwater voor de lokale bevolking beperkt was. Ze vonden echter geen bewijs dat de bewoners geen toegang hadden tot gezondheidszorg of scholen.
Het adviesbureau kwam met een reeks aanbevelingen voor elk van de dochterondernemingen van Socfin. Het gaf SRC in Liberia een tijdsbestek om te reageren op de vastgestelde problemen met een actieplan.
“Het is duidelijk dat – hoewel SRC probeert om problemen met betrekking tot seksuele intimidatie en het oplossen van grieven met lokale gemeenschappen aan te pakken – ze nog een lange weg te gaan hebben om dat op een robuuste manier te doen”, schreven de onderzoekers.
Niet onafhankelijk
Francis Colee, van Green Advocates in Liberia, dat lokale bevolkingsleden vertegenwoordigt in een rechtszaak tegen het bedrijf, zegt dat het onderzoek van EF de zaken alleen maar heeft vertroebeld. “Daarom vinden wij dat Socfin de getroffen gemeenschappen rechtstreeks moet aanspreken in plaats van via tussenpersonen zoals EF”, aldus Colee. Hij voegt eraan toe dat EF weliswaar de meeste beschuldigingen geloofwaardig vond, maar dat de aard van haar relatie met Socfin betekent dat ze bevooroordeeld is en niet echt geïnteresseerd in het bewerkstelligen van echte verandering. Het palmoliebedrijf gaf namelijk zelf opdracht voor het onderzoek, consultant EF wordt al sinds 2017 regelmatig ingehuurd door Socfin.
Emmanuel Elong is topman van Synaparcam, een Kameroense organisatie die lokale bewoners steunt in disputen met grote multinationals. Hij is blij dat het rapport veel van de aantijgingen die door zijn groep naar voren waren gebracht heeft bevestigd.
Hij denkt echter dat EF in hun vooronderzoek meer hadden kunnen doen. “Als Earthworm het onderzoek grondiger had gevoerd door niet enkel mensen te ondervragen die door de stamoudsten waren geselecteerd, zou het resultaat alle beschuldigingen bevestigd hebben”, zegt hij.
Duurzame palmolie
Een van de belangrijkste punten van kritiek van de lokale bevolking is de voortdurende certificering van Socfin’s plantages door de Roundtable for Sustainable Palm Oil (RSPO) door de jaren heen. In die organisatie, die onder meer een belofte om ontbossing voor plantages te stoppen promoot, hebben zowel plantagehouders als consumentenwaakhonden en milieuorganisaties een aandeel.
“Het rapport toont duidelijk aan dat de Dibombari-plantage het RSPO-label niet verdient. In de komende dagen zullen we het rapport van ons parallelle onderzoek publiceren en Socfin zal dan een duidelijk beeld hebben van de claims van de bewoners”, aldus Elong
EF liet weten dat het binnenkort verder zal gaan met de tweede fase van het onderzoek, dat onder meer activiteiten van Socfin in Liberia en Kameroen omvat, evenals plantages in Nigeria, Sierra Leone en Cambodja.
In een reactie op de rapporten van EF zei Socfin dat het bedrijf al bezig was met het aanpakken van de problemen die waren vastgesteld, maar het erkende dat het meer moest doen. Het bedrijf herhaalde zijn eerdere belofte om actieplannen te publiceren en zei dat het zou samenwerken met gemeenschappen en lokale ngo’s. Elk kwartaal zal het de voortgang daarvan bekend maken, zo klinkt het.
Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd door IPS-partner Mongabay.